Het verhaal van niemand

Het was aan de kassa
van de Carrefour.

Eerst een vers gebraden kip
in een plastieken thermische zak,
dan zes eieren
en dan een fles Merlot.
Dat plaatste hij op de band.
Dan zette hij het bordje
waarop stond
“volgende klant”.

Dat was ik,
de volgende klant.
Ik keek
naar wat er op de band stond
en ik zei,
naar de gebraden kip wijzend,
“Je gaat de moeder opeten,
en ook haar nakomelingen.”
Ik wees naar de eieren,
Hij keek me verrast aan.
Ik voegde er aan toe:
“En een glaasje wijn
om het een feestelijke toets
te geven.”
Ik grinnikte,
want ik vond het wel grappig.

Hij kon er niet mee lachen
en keek me minachtend aan.
“Waar bemoei je je mee?”
Dan keek hij ostentatief
op zijn polshorloge
en zei,
“Moet jij eigenlijk
niet naar het zothuis? 
Ik denk dat het tijd is
voor het avondeten.”

Ik ben inderdaad
een psychiatrische patiënt,
en hij weet het,
besef ik nu,
zoals iedereen in het dorp
het wellicht weet. 
Zij zijn gewone mensen
en ik ben een patiënt.

Als het goed met me gaat,
laat de dokter me
alleen buiten gaan.
Dan loop ik vrij rond.
Meestal
geeft dat geen problemen,
en houd ik mijn gedachten
voor mezelf.
Soms echter
ontglipt me iets,
en dan moet ik weer toegeven;
normaal ben ik niet.

Sorry, meneer,
denk ik dan in mezelf,
ik wilde je niet uitlachen.
Sorry.
Ik ben niet normaal.
Luister maar niet naar mij
want ik ben niemand.