Onderweg



De avond valt.
De maan is in de wolken.
Maar de lucht
is nog grotendeels blauw,
en ik besef
dat het niet donker genoeg is
om de sterren te zien
die me aan thuis herinneren.

Ik kijk naar de horizon
en de weg die er toe leidt.
Ginds wacht een beter leven,
zeg ik zacht.
Misschien,
zegt Sadiya.
De baby slaapt op haar arm.

We komen van ver
en nu zijn we hier
We zijn al lang onderweg.
Een maand of vier.

Ja,
wat wacht ons daar?
we weten het niet.
Het komt wel goed,
zeg ik zacht.
We zullen zien,
zegt Sadiya.

De baby wordt wakker
en huilt.
We beseffen
ze heeft geen kou.
en ook geen verdriet.
Ze heeft honger.
en melk is er niet.

Sadiya wiegt het kind
en zingt een lied
dat haar moeder
vaak voor haar zong
toen we nog thuis waren,
voor de oorlog begon.

Het kind wordt rustig
en valt in slaap.
We zijn heel stil nu
en kijken er naar haar.

Dan kijk ik naar Sadiya.
Ze is moe
maar ze lacht even naar mij.
Even.
Meer lukt nu niet.